Hoe stel ik het referentiepunt voor de positie-informatie op het schip in?
Last updated
Last updated
De ruimte die het vaartuig inneemt, wordt uitgedrukt ten opzichte van de positie van de gps-antenne van het Inland AIS-apparaat, die het referentiepunt is voor de positie-informatie op het schip. De waarden A, B, C en D geven de afstand weer van de gps-antenne tot de boeg (A), de achtersteven (B), bakboord (C) en stuurboord (D) van het schip.
De schipper moet er echter wel op toezien dat het bedrijf de juiste gegevens invoert.
Het erkend deskundig bedrijf voert de waarden A, B, C en D tijdens de inbouw van het Inland AIS-apparaat in met een nauwkeurigheid van 1 m. De lengte over alles en de breedte over alles van het schip worden ingevoerd met een nauwkeurigheid van 0,1 m.
Als het schip geen deel uitmaakt van een samenstel, veranderen deze waarden nooit. De schipper hoeft dan verder niets te doen.
Afbeelding A
Afbeelding A: de positie van de gps-antenne aan boord wordt ingevoerd tijdens de installatie (de waarden A, B, C en D staan voor de afstand van de gps-antenne tot de omtrek van het vaartuig).
Als het gaat om een samenstel moeten de waarden A, B, C en D worden aangepast, wanneer de samenstelling wijzigt. De waarden A, B, C en D komen altijd overeen met de afmetingen in totaal, dus de volledige plaats die door het samenstel, m.a.w. door de duwboot en alle gekoppelde duwbakken, wordt ingenomen.
Als de omtrek van het samenstel wijzigt, moet de schipper dus ook de waarden A, B, C en D in het Inland AIS-apparaat aanpassen.
Er zijn twee verschillende procedures om deze waarden aan te passen. Welke moet worden gevolgd, hangt af van hoe oud het Inland AIS-apparaat is.
Bij Inland AIS-apparaten die vóór 1 december 2015 zijn ingebouwd (met typegoedkeuringsnummer R-4-200 tot en met R-4-222), moet de schipper de waarden A, B, C en D instellen met een nauwkeurigheid van 1 m overeenkomstig de omtrek van het samenstel. De lengte over alles en de breedte over alles moeten worden ingesteld met een nauwkeurigheid van 0,1 m.
Omdat dit nogal omslachtig is, beschikken sommige Inland ECDIS-apparaten over een speciaal configuratiemenu om de invoering van deze gegevens te vergemakkelijken.
Afbeelding B1: de schipper moet de waarden A, B, C en D, die de positie van de gps-antenne op het samenstel aangeven, aanpassen wanneer het samenstel wordt gewijzigd. De positie van de antenne moet namelijk worden bepaald ten opzichte van de omtrek van het volledige samenstel (de waarden A, B, C en D geven de afstand weer van de gps-antenne tot de buitenomtrek van het samenstel).
Dit geldt voor Inland AIS-apparaten die voor 1 december 2015 zijn ingebouwd (met typegoedkeuringsnummer R-4-200 tot en met R-4-222).
Bij Inland AIS-apparaten die na 1 december 2015 zijn ingebouwd (met typegoedkeuringsnummer R-4-300 tot en met R-4-3xx), hoeft de schipper de waarden A, B, C en D niet rechtstreeks te wijzigen overeenkomstig de gewijzigde omtrek van het samenstel. In plaats daarvan moet hij de waarden invoeren voor de uitbreiding die het gevolg is van de toevoeging van duwbakken aan de duwboot.
De onderstaande waarden moeten in meter worden ingevoerd met een nauwkeurigheid van 0,1 m.
EA: de verlenging vooraan de duw- of sleepboot,
EB: de verlenging achteraan,
EC: de uitbreiding aan bakboord
ED: de uitbreiding aan stuurboord
De dienovereenkomstige lengte over alles en breedte over alles worden automatisch berekend en door het Inland AIS-apparaat verzonden.
Ook in dit geval beschikken sommige Inland ECDIS-apparaten over een speciaal configuratiemenu om de invoering van deze gegevens te vergemakkelijken.
Elke keer als het samenstel wordt gewijzigd, moet de schipper deze waarden opnieuw invoeren. Dit geldt voor Inland AIS-apparaten die na 1 december 2015 zijn ingebouwd (met typegoedkeuringsnummer R-4-300 tot en met R-4-3xx).